vrijdag 8 juni 2012

Deze brief stuurt George Flapper, ex-gijzelaar, vandaag naar de  pers:


Lintjes mariniers



Moet een marinier die mij bijna heeft doodgeschoten een lintje krijgen? Ik lag al op de grond voordat ik besefte dat de door Molukkers gekaapte trein in De Punt massaal beschoten werd in de vroege ochtend van 11 juni 1977. Kort daarna hoorde ik iemand in het voorste halletje roepen: “Hier zijn ze allemaal kapot”. Constateerde hij dat of had deze marinier er zelf aan meegeholpen. Na twintig jaar is bekend geworden dat tenminste één van de mariniers een kaper heeft beschoten terwijl ze al duidelijk gewond was en zich niet meer kon verzetten. In een oorlogssituatie zou men dat een oorlogsmisdaad noemen. De aanval op de trein in De Punt was trouwens in de Nederlandse geschiedenis de eerste militaire actie tegen eigen burgers.

Ook na twintig jaar heb ik vernomen dat de mariniers nog een Molukker misten en komt het volgende voorval in een heel ander daglicht te staan. Een marinier kwam schichtig turend door het treinstel aangelopen over de leuningen en nam mij onder schot. Mijn mede passagiers schreeuwden: “Dat is geen Molukker”. Hij had mij kennelijk met mijn grote bos krullend haar voor een Molukker aangezien.

Bij de aanval zijn 6 Molukkers en 2 Nederlanders om het leven gekomen. Allemaal door toedoen van de militairen. Moeten juist deze militairen van de minister van defensie Hans Hillen een lintje krijgen, terwijl de politieman die ons dagelijks het eten kwam brengen nooit een lintje heeft gehad. Of wil de minister (CDA) zijn partijgenoot Van Agt en toenmalig minister van Justitie achteraf verantwoordelijk maken voor het excessieve gedrag van de militairen tijdens de aanval.

Mariniers wees eindelijk eens moedig en weiger dit lintje! En doe dan meteen een appèl op de regering de mensenrechtenschendingen in Indonesië aan te klagen.



George Flapper, gegijzelde in de trein in De Punt van 23 mei tot 11 juni 1977

Groningen, 8 juni 2012






Geen opmerkingen:

Een reactie posten